Dao De Jing


Inhoudsopgave

I. Het Pad

 1. Het Dao dat genoemd wordt, is niet het eeuwige Dao,
 2. Het is omdat iedereen schoonheid als schoon beschouwt
 3. Begunstig niet de verdienstelijken
 4. Dao is gelijk een ledig vat
 5. Hemel en Aarde zijn niet humaan
 6. Onsterfelijk is de geest van het dal
 7. De Hemel is blijvend en de Aarde duurzaam
 8. De verheven mens is gelijk water.
 9. Een kom tot de rand gevuld, kun je niet dragen
10. Kun je jezelf bewaren en het Ene omhelzen,
11. Dertig spaken rond een naaf geplaatst, maken het wiel,
12. De vijf kleuren maken de ogen blind
13. Wees op je hoede wanneer je gunst
14. Omdat wij ernaar kijken en niet zien,
15. De meesters van weleer waren heel mysterieus en doordringend,
16. Voorwaar, bereik de uiterste leegte en behoud standvaste stilte.
17. Van de beste heerser weet je enkel dat hij bestaat
18. Het was toen het grote Dao in verval raakte,
19. Leg af geleerdheid en verwerp de kennis
20. Voorwaar, leg af geleerdheid en er zal geen verdriet volgen!
21. De alomvattendheid van de grote deugd komt enkel van Dao,
22. Hoe kan ik weten dat het begin aller dingen zo was?
23. De Natuur heeft weinig woorden nodig
24. Wie op zijn tenen staat, valt om
25. Nog voor Hemel en Aarde er waren,
26. Het zware is de wortel van het lichte,
27. Een goed reiziger laat geen sporen na
28. Wie de man kent en de vrouw behoudt,
29. Wanneer men het rijk wil bemachtigen
30. Wie de heerser met Dao helpt,
31. Ook de fijnste wapens zijn het werktuig van het kwade
32. Dao is eeuwig en heeft geen naam
33. Wie anderen kent, is wijs
34. Het grote Dao vloeit overal, naar links en naar rechts
35. Hou vast aan het groot beginsel
36. Om te verminderen, moet je eerst verruimen,
37. Het eeuwige Dao treedt niet op

II. De Kracht

38. De mens van grote deugd is zich niet bewust van zijn deugd
39. Ver terug in de tijd verkregen deze het Ene:
40. De terugkeer is het gaan van Dao.
41. Wanneer de verheven mens van Dao weet,
42. Dao veroorzaakte het Ene
43. Wat anderen vóór mij leerden, leer ik ook:
44. Wat hebben wij het meeste lief, roem of ons leven?
45. Wat het meest af is, lijkt onvolmaakt,
46. Wanneer Dao heerst in de wereld,
47. Je kunt de wereld kennen zonder de voordeur te verlaten
48. Het streven naar geleerdheid is om te vermeerderen dag na dag
49. De wijze heeft geen eigen mening
50. De mens wordt geboren en sterft
51. Dao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze
52. Er was een begin aller dingen,
53. Zou ik maar weinig verstand hebben,
54. Wat goed in Dao geworteld is,
55. Hoe weet ik dat het in de wereld zo vergaat?
56. Hij die spreekt, weet niet
57. Regeer de staat met voorbeeldigheid
58. Wanneer de heerser laks en onverschillig is,
59. Om over de mensen te heersen en de Hemel te dienen,
60. Je moet een groot rijk regeren zoals je een klein visje bakt
61. Een groot rijk is gelijk een riviermonding in de laagte,
62. Dao is in de wereld gelijk de kamer op het zuidwesten,
63. Handel door niet-handelen
64. Wat stil staat, kun je makkelijk vasthouden
65. Degenen die zich aan Dao hielden in tijden van weleer
66. De grote rivieren en zeeën
67. De hele wereld zegt dat mijn Dao
68. Een goed aanvoerder houdt gelijke tred
69. De strategen zeggen dat je moet aanvallen
70. Mijn leer is makkelijk te begrijpen
71. Te weten dat je niet weet, is het beste.
72. Wanneer de mensen het kwade niet vrezen,
73. Wie zich moedig waagt, wordt gedood
74. De mensen vrezen niet de dood
75. De mensen verhongeren omdat de heersers
76. Wanneer de mens geboren wordt, is hij zacht en zwak
77. De Weg van de Hemel is als boogschieten:
78. Niets is zachter en zwakker dan water,
79. Vaak lijken oprechte woorden hun tegendeel
80. Moge het land klein blijven, met weinig mensen,
81. Ware woorden zijn niet mooi