Dao De Jing


1 2 3 4 5 6 7 8 9   10 11 12 13 14 15 16 17 18   19 20 21 22 23 24 25 26 27
28 29 30 31 32 33 34 35 36   37 38 39 40 41 42 43 44 45   46 47 48 49 50 51 52 53 54
55 56 57 58 59 60 61 62 63   64 65 66 67 68 69 70 71 72   73 74 75 76 77 78 79 80 81

Daodejing II. 51.

Sectie De – Vers LI









































































Dao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze;
stof geeft ze vorm;
omstandigheden en neigingen vervolmaken ze.
Daarom achten de tienduizend dingen Dao
en eren ze zijn deugd.
Zonder een rang te bekleden, wordt Dao geacht
en zijn deugd geëerd;
het gebeurt spontaan.
Voorwaar, Dao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze.
Zij geven ze groei en ontwikkeling;
zij geven ze veiligheid en vrede;
zij voeden en beschermen ze.
Dao verbouwt ze, maar neemt er geen in bezit;
het kweekt ze, maar laat ze vrij groeien;
het leidt ze, maar heerst niet over ze.
Dit noemt men de diepe en ondoorgrondelijke deugd van Dao.